men hiervoor een paal, en wel een van c. 20 m. hoogte. Boven aan den paal komt een groene tak en daaronder waait de Nederlandsche vlag, die op de witte baan het woord kallemooi voert. Onder de vlag komt een dwarspaal met een paar leege flesschen flesschen met drank kwamen ook bij den ouden oogst mei voor. Hierop volgt de hoofdpersoon van het feest een levende haan, opgesloten in een grooten korf, waarover een stuk baalzak hangt. Deze haan wordt öf door den kastelein beschikbaar gesteld öf hij wordt in den Pinkstemacht gestolen. Wanneer het heele toe stel op den grond is klaargemaakt, wordt de kalle- mooi des Zaterdagavonds vóór Pinksteren op het aan de herberg gelegen pleintje omhoog geheschen en stevig bevestigd, waarbij alle jonge mannen moeten helpen, en geen meisje mag tegenwoordig zijn. Na afloop opent de Pinksterkermis met het bal, de „kalle- mooistep", waarop, als de muziek even staakt, de heeren moeten kraaien en de dames tokkelenwie mist, moet dit afzonderlijk overdoen. Drie dagen lang oefent de haan de magische kracht van zijn gekraai uit over het eilandimmers warmteverwekkende kracht werd toegekend aan hem, wiens kraaien aan het opgaan der zon voorafging. Op Pinksterdinsdag wordt het dier uit zijn eenzaamheid verlost en de kallemooi neergehaald, een gevaarlijk werk, dat niet in het donker kan gebeuren. Men draagt hierbij alle zorg, dat de haan er het leven niet bij inschiet, en weer op den beganen grond wordt hij hartelijk ver welkomd. Hierop volgt de grootste kermisavond, waarbij de jonge mannen geheel in het wit dansen. Zij doen hun jas en vestje uit en later ook hun boven broek voor deze gelegenheid dragen ze daaronder nog een extra bovenbroek, die sneeuwwit is. Kermis op Pinksterdrie wordt ook druk gevierd op Walcheren, waar, evenals in enkele streken van 70

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 68