den Gelderschen Achterhoek wordt dit gebruik nog eenigermate in eere gehouden. Te Ruurlo spant men over den weg een touw, versierd met bloemen en groen. In het midden van dit touw hangt horizontaal een krans, soms een oud rad, omwonden met wilde bloemen, voornamelijk met brem en zoo mogelijk met pinksterbloemen, ook nog met papieren bloemen. Als er iemand nadert, posteert de bruid zich onder de kroon en dansen de kinderen om haar heen. Ook te Lochem en te Hengelo (G.) spant men nog slingers over den weg. Deze Pinksterkronen gaan terug op de meikransen, die men op i Mei, tegelijk met het planten van den meiboom, over straten en wegen uithing. Ook reeds bij den meiboom verving men deze groote kransen door een wagenrad. Onder deze meikransen placht men te dansen en te springen, en wel zoo lustig, dat zij bij plakkaat werden verboden. Bijzondere vermelding vraagt de Pinksterkroon te Deventer, doch dit is geen krans die over de straat hangt, maar een hooge paal, in alle volksbuurten van de oude stad opgericht. Alle straatbewoners dragen daarvoor naar vermogen bijvoor de ingekomen gelden worden bontgekleurde lampions en vloeipapier in groote hoeveelheden ingeslagen. Hebben de knip- sters deze tijdens de avonduren in schuur of pakhuis tot eiemetjes en kettingslingers verwerkt, dan wordt de mannelijke hulp ingeroepen. Aan een stevige paal van 6 a 10 m lengte, die met lichtkleurig papier is beplakt, worden op gelijken afstand zes of zeven even eens versierde hoepels horizontaal bevestigd, welke naar beneden in grootte toenemen, terwijl bovenop den paal twee kleine teenen hoepeltjes kruiselings worden vastgespijkerd. Is dit geraamte gereed, dan zet men den paal in een kuip of tobbe met steenen vast en behangt de hoepels kwistig met de geknipte 67

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 65