één en denzelfden dag, Paaschzondag, kunnen aan
schouwen.
Bij de Paaschviering te Denekamp leert men aller
eerst de Judasfiguur kennen, wellicht een gekerstende
voorstelling van winter of dood. Oudtijds verbrandde
men in het Paaschvuur vaak een pop, Judas genaamd
dit gebeurt nog te Huissen (Geld.). Doch de Twenth-
sche Judas is een levende jongen, die alles in orde
maakt voor het Paaschvuur en de Paaschstaak en daar
een gulden of wat aan verdient. Met zijn helper
Krioter, waarschijnlijk verbastering van Iskariot, en
een troepje vriendjes begint hij op Palmzondag zijn
taak door, een groote mand aan den arm, het dorp
af te loopen en overal om eieren of geld te vragen.
Daarbij zingen de jongens de oude Paaschliederen
„Christus is opgestanden", „Daar nu het feest van
Paschen is" en „Heden is de grootste dag", welke ook
met Paschen te Denekamp, Ootmarsum en Oldenzaal
nog in de kerk worden gezongen. De eieren worden
door Judas verkocht en van de gezamenlijke opbrengst
slaat hij het dennenhout in voor het Paaschvuur, ter
wijl ook de vriendjes hun aandeel krijgen of worden
getracteerd.
Op Paaschzondag heeft het „Paaschstaken halen"
plaats. Om één uur verzamelen zich een menigte jon
gens en mannen bij de Roomsch-Katholieke kerk en
vormen een stoet, waarbij zich tot voor enkele jaren
ook de pastoor en de kapelaans aansloten. Onder on
afgebroken zingen van de oude Paaschliederen trekt
men nu in optocht naar de oude Havezathe „den
Beugelskamp", waarop de verplichting rust „den
Paaschstaken" te leveren. Als men dit verzoek één
jaar oversloeg, zou deze verplichting vervallen, maar
de Denekampers zorgen wel, dat dit niet gebeurt. De
landeigenaar ontvangt het verzoek, staande voor zijn
huis, en wijst een boom aan, gewoonlijk een den.
56