de Paaschbaken van anderen ontijdig in vlammen opgaan. Bij voorkeur richt men het Paaschvuur aan op een hoogte (den Paaschberg te Lochem en Markelo, op het hoogste punt van de esch van Usselo) of op de Paaschweide (Denekamp). Oorspronkelijk stond in het midden van de houtmijt een paal met aange bonden verticaal rad, voorstelling van het zonnerad. Evenals dit rad de zon weer op gang moest helpen bij haar nieuwen loop, moesten de voorjaarsvuren haar wellicht warmte toevoeren. Nu wordt het rad in den houtstapel gewoonlijk vervangen door een teerton. De oudste bewoner ontsteekt het vuur met een fakkel. Nog loopt en springt men door het uitgedoofde vuur om gezondheid te verkrijgen, gelooft men dat de rook die over de velden trekt, deze vruchtbaar maakt. Ook moet het verkoolde hout het zaad op den akker doen gedijen, het huis tegen bliksem bescher men. Dat men ook de meisjes ermee zwart maakt, kan teruggaan op een oud vruchtbaarheidsgebruik. Te Bome draagt men een roggeschoof om het Paasch vuur om regen te bekomen voor den oogst. Is het vuur uitgebrand, dan keert men onder het zingen van oude liederen huiswaarts, maar bij de verkoolde over blijfselen blijft een wacht achter. In sommige plaatsen is traditie dat een Paaschvuur niet grooter mag zijn dan drie voer houtéén voor den Vader, één voor den Zoon en één voor den H. Geest. Doch voor het groote Paaschvuur te Usselo voerden in 1934 de bewoners wel zestig karrevrachten hout aan In Friesland ontsteekt men nog Paaschvuren in de Friso-Saksische Stellingwerven, bet gebied dat zich onmiddellijk aansluit bij het groote Paaschvuurgebied van Drenthe en Overijssel. Misschien is aan den in vloed van deze Stellingwerfsche vuren toe te schrij- 50

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 48