D e Kerk plaatste de herdenking van Christus' op standing op het groote heidensche voorjaarsfeest. De voorjaarsvuren, ontstoken om hun vruchtbaarmaken- de kracht over te brengen op mensch, dier en akker, kregen toen den naam van Paaschvuren. Men sprong door de vlammen en dreef het vee er doorheen, de neerslaande rook en het verkoolde hout schonken wasdom aan de velden. PASCHEN. Deze vuren hebben ook hun economische verkla ring: men verbrandde daarin het oude en versleten gereedschap van den winter. Nog brandt iedere Sak sische hoeve hiervan zijn Paaschvuur, de Paasch- baken. Doch bovendien ontsteekt men in het Saksi sche deel van ons land één groot Paaschvuur. Reeds dagen vóór Paschen begint de jeugd de brandstof op te halen. Als de Drenthsche jongens daar voor in de stille week langs de boerderijen trekken, zingen zij He'j ook aole wannen, Die wij Paosken brannen, He'j ook 'n bossien stroo of riet, Aans he' w' Paoskenmaondag niet. Op Paaschmaandag, tegen dat het donker wordt, beginnen zij „voorvuurtjes" te maken, vervolgens wordt met een brandenden tak het groote vuur ont stoken. Toch is men zich in Drenthe nog bewust dat dit vuur door wrijving moet zijn ontstaan om „zuiver vuur" te zijn. Ook gelooft men er nog algemeen, dat het Paaschvuur een hoogere kracht heeft als het is gestolen. Daarom houdt de jeugd in Gelderland en in den Overijsselschen Achterhoek de wacht bij de houtstapels voor het Paaschvuurook doet men graag 49 4

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 47