VOORWOORD
Eertijds trokken overal in ons land kinderen zin
gend rond met de verlichte Driekoningsster en de
versierde Pinksterbruid, met kleurige Palmpaschen
en kunstig uitgesneden Sint-Maartenslantarens.
Kerkelijke verbodsbepalingen en wereldlijke plak
katen hebben deze volksgebruiken bestreden en ten
deele uitgeroeidonze vervlakkende moderne tijd
eischte nieuwe offers. Ook de oorlog deed hier zijn
ver derf elij ken invloed gelden. Reeds na 1918 zijn ge
bruiken waarbij brood en koek te pas kwamen, niet
meer herleefd. In dezen oorlog kwamen daarbij nog
de verduisteringsvoorschriften. Zullen na den vrede
alle Paaschvuren weer opvlammen, alle Sint-Maar-
tensommegangen met verlichte lampions weer wor
den hervat? Waar een gebruik kwijnde, is na een
onderbreking van eenige jaren de kans hierop niet
groot.
Het verlies valt te betreuren, omdat hierdoor tevens
een stukje vreugde uit het volksleven verdwijnt. Niet
alleen voor het kind, maar ook voor het gezin dat
daaraan zijn medewerking verleende, waar moeder
de Palmpaasch versierde, vader den Sint-Maartens-
lantaren uitsneed, en tevens voor de groep waarbinnen
deze voortbrengselen van echte volkskunst werden
rondgedragen.
Ook hebben deze gebruiken een diepen zinzij
zijn beschavingsresten van een vroegere cultuur, en
de kennis van deze is van hooge waarde, soms ook
voor de verklaring van hedendaagsche maatschappe
lijke verschijnselen.
Gelukkig is in de meer afgelegen streken van ons
land, bijv. op de Waddeneilanden, nog veel bewaard
gebleven; ook onze Saksische bevolking, meer dan
de overige aan huis en aan eigen grond verbonden,
5