die niet te Jeruzalem waren geweest, en talrijke
burgers.
Het trekken van den palmezel gold als hoogst eer
vol en bovendien als bevorderlijk voor het zieleheil
men meende hierdoor aflaat te verdienen. Rijke
burgers hadden voor de waarneming groote sommen
over, ook namen de priesters zelf deze taak op zich.
Doch waar een Jeruzalembroederschap was, genoten
deze pelgrims den voorrang. Als belooning voor hun
diensten schonk de stad bij den maaltijd dien de
broederschap na de processie placht te houden, eenige
kannen wijn „omme daermede met malcanderen vro-
lijck te weesen".
In de 16e eeuw werd de palmezel ook wel ge
trokken door het genootschap der twaalf of dertien
apostelen. Dit waren arme oude mannen, die voor
deze gelegenheid in kleurige tabbaarden als apostelen
werden uitgedost en als belooning een drinkgeld
kregen. Men trof deze apostelen o.a. aan bij de Palm-
processie te Amsterdam.
Hier trokken aanvankelijk de Jeruzalemvaarders
den ezel van hun aan den Zeedijk gelegen kapel Jeru
zalem, na de inrichting voor den Hervormden gods
dienst Oudezijdskapel geheeten, naar de naburige
Oude Kerk. Maar na de stichting der Nieuwe Kerk,
in 1417 voltooid, wenschte ook deze haar aandeel in
de Palmprocessie. In 1498 trof de magistraat een
vergelijk en bepaalde „dat men eewiglyk geduurende,
't een jaar ons Heere God op den Ezel halen zal
metter Processie eerliken bekleed uit Jerusalem, ende
brengen in de Oude Kerk, ende 't ander jaar uiter
Heiliger Steede in de Nieuwe Kerk".
De Heilige Stede, aldus geheeten naar het mirakel
dat hier in 1345 plaats vond, later ook Nieuwezijds-
kapel genoemd, stond in de Kalverstraat tegenover
het Burgerweeshuis en besloeg de plek tusschen de
39