Nog spreekt men in de omgeving van Haarlem van
het „katerbrood". In Oost-Friesland noemt men dit
brood „Teufel"kater en duivel zijn hier dus blijk
baar synoniem. De duivekater heeft gaandeweg zijn
dierlijke gedaante verloren en den vorm overgenomen
van het in vele landen gebruikelijke scheenbeengebak,
nabootsing van het scheenbeenoffer, dat als deel van
het geheel het dierlijke offer vaak verving. De twee
knobbels aan de uiteinden stellen het gewricht voor,
de rondachtige verdikking in het midden verbeeldt het
vleesch. Doch de duivekater nam ook andere vormen
aan, te Zaandam dien van een knipbrood, te Broek-
in-Waterland van een ruit, in Groningen van een
rond krentenbroodje. Men bakt duivekaters als zware
brooden en kleine broodjes, met en zonder krenten,
met twee of meer knobbels of „krullen" aan de uit
einden (afb. n). Behalve op de Nieuwjaarsdagen
Kerstmis, Nieuwjaar en Driekoningen worden ze ge
geten met Paschen, ook een ouden Nieuwjaarsdag,
omdat eeuwenlang het jaar met Paschen begon, bo
vendien met Sint Nicolaas.
Voorts is er nog gewestelijk Nieuwjaarsgebak als
Groningsch spekkendikken, Drenthsche stoeties en
plassies, Brabantsch worstebrood, terwijl de oliebollen
door ons heele land de geliefde tractatie van den
Oudejaarsavond vormen.
83