vertrouwt heeft wel gebouwd"* en „Liefde overwint
alles".
Dat de voorstellingen die de smid in het gloeiende
ijzer grifte, vaak gebrekkig uitvielen, maar ook meer
malen uitingen van echte volkskunst waren, spreekt
vanzelf. De namen van die smeden zijn als van de
meeste volkskunstenaars bijna altijd onbekend ge
bleven.
Een belangrijke verzameling Nieuwjaarsijzers treft
men aan in het Waagmuseum te Deventer en het
Museum De Wijnhuistoren te Zutphen. In het Mu
seum Twenthe te Enschede kan men behalve de ijzers
ook geprepareerde Nieuwjaarskoeken bezichtigen,
meerendeels afkomstig van over de grens.
Een ander Nieuwjaarsgebak, van veel ouderen
datum en nog op vele plaatsen van ons land in eere,
is de duivekater of duivelkater. Hij heeft in ons volks
leven een groote rol gespeeld en werd geregeld met
Sint Nicolaas en Nieuwjaar aan dienstboden en kin
deren vereerd. Jan Steen heeft hem op zijn schilde
rijen herhaaldelijk afgebeeld (afb. xo).
In tegenstelling met de Nieuwjaarskoeken is de
duivekater oorspronkelijk een heidensch offerbrood,
dat de herinnering bewaart aan een vroeger katten-
offer. Een kater werd levend begraven of in het vuur
verbrand om de vruchtbaarheid van den akker te
bevorderen. Waarschijnlijk stelde men zich oudtijds
den demon der vruchtbaarheid voor in de gedaante
van een kater, een duivel-kater, aan wien men zijn
evenbeeld offerde om zich van zijn hulp te verzeke
ren. Toen de zeden verzachtten, werd het dierlijke
offer vervangen door een nabootsend broodoffer en
zal men waarschijnlijk brood in katervorm hebben
geofferd. Men denke hierbij aan de Zweedsche Kerst-
brooden, Joelbok, nog in den vorm van een bok, en
Joelever, soms nog in den vorm van een varken.
22