den schenker staan op sommige hostie-ijzers gegra veerd. Het waren de monniken zelf die deze hosties of oblaten (van hostia oblata: zoenoffer, misbrood) met de grootste zorg bereidden, totdat c. 14.00 de be reiding uit de handen der kloosterlingen in die der leeken overging. Het eerst te Parijs, waar de oblaat bakker, de „oublieurs", de hostiën afleverden en wel duizend van deze koeken tegelijk langs de straat rondventten. Waarschijnlijk hebben zij toen het broze gebak verstevigd door het den opgerolden vorm te geven, die voor ons met het uit het Fransch over genomen woord oblie is verbonden gebleven. Doch ook in de Kerk zelf is deze overgang van kerkelijk tot wereldlijk gebruik voorbereid, doordat daar op Witten Donderdag niet-gewijde maar ge zegende hostiën in plaats van gezegend brood aan de armen werden uitgereikt. Dat moeten dus tamelijk groote hostiën zijn geweest, die het voorkomen zullen hebben gehad van de Joodsche matzes. Uit deze ker kelijke ruime bedeeling is blijkbaar het gebruik ont staan dergelijke koeken in platten en in opgerolden vorm als huiselijk gebak te bereiden, en daar tot 1582 het nieuwe jaar in West-Europa met Paschen begon, kon men deze oblaten als Nieuwjaarskoeken bestem pelen. De rechthoekige vorm bleef bij deze over wegend. De ontwikkeling uit het hostie-ijzer verklaart dat men op het Nieuwjaarsijzer de religieuze voorstellin gen van het hostie-ijzer terugvindt, zooals de Kruisi ging en het Lam Gods. Doch daarbij kwamen nu ook afbeeldingen uit de planten- en dierenwereld, bijbel- sche tafereelen, vooral die van de H. Geboorte en de Aanbidding der Koningen, bijbelsche teksten en gods dienstige verzen, vrome spreuken als „Die op God 21

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 19