Behalve in den Gelderschen Achterhoek wordt het
groote, zware Nieuwjaarsijzer ook nog in vele steden
en dorpen van Twenthe gehanteerd en sporadisch in
Drenthe, waar de smid de groote ijzers meestal tot
kleinere heeft vermaakt.
Wie echter het Nieuwjaarskoekenbakken nog in
zijn volle kracht wil zien, zooals het waarschijnlijk in
ons heele land eertijds gebruikelijk was, die trekke
in den Nieuwjaarstij d even de Oostgrens van ons
land over. Hij komt dan, van de Noordelijkste punt
van Friesland af tot den Gelderschen Achterhoek toe,
in een nieuwjaarskoekenluilekkerland terecht, waar
in bijna alle hoeven koeken met Nederlandsche op
schriften worden gebakken; Duitsche zijn uitzonde
ring. Het meest verbreide rijmpje dat men daar op
de ijzers kan lezen, is
Geen beter lot
Als vrede met God.
Een aardig schouwspel wacht hem, die op de
boerderij bij het fantastisch schijnsel van het laaiende
houtvuur het gansche gezin met de „koekenbak"
bezig vindt, een familiegebeurtenis, waarbij elk lid
zijn werkzaam aandeel heeft. Moeder of het oudste
meisje lepelt het beslag, dat daags te voren is aan
gemaakt, op de helderwit geschuurde tafel. Men
snijdt het deeg in reepen ter grootte van een saucijzen
broodje en rolt die uit. Het bakken met de zware
ijzers is het werk van den man. De baas, de oudste
zoon of de meesterknecht, keert en ledigt de beide
ijzers, die, sedert de vuurkuil in de keuken niet meer
wordt gebruikt, rusten op een muurtje van baksteen,
dat om het kookgat van het fornuis is gelegd. Aan
de jonge vlaskopjes is de taak toebedeeld om de koek,
die bij het loslaten op de tafel valt, met een plankje
plat te drukken of om een houtje te rollen.
16