touwen en riemen om het lijf en rijgen daaraan de
krakelingen die zij inoogsten. Daarentegen ziet men
in den Gelderschen Achterhoek, Overijssel, Drenthe
en Groningen de jeugd rondtrekken met bonte sloo-
pen om er het Nieuwjaarsgebak in te verzamelen.
In Groningen krijgen ze ollewieven, gebakken van
roggemeel, stroop en anijs, elders de tusschen knijp-
ijzers gebakken kniepertjes, in Drenthe en Groningen,
waar men ze om een houtje oprolt, rollertjes ge-
heeten, onze oblies.
Iedere feestdag heeft zijn bijzonder gebak, Nieuw
jaar heeft er verscheidene. De kniepertjes zijn een
voortzetting van de groote Nieuwjaarskoeken, eeuwen
lang bij de meer gegoede standen zoowel in de stad
als op het boerenland, in het uit turf en hout opge
bouwde open haardvuur tusschen de ronde en lang
werpige bladen van de zware knijpijzers gebakken
(afb. 4). Sinds deze haarden, waar de vlammen vrij
om het ijzer konden heenslaan, meer en meer door
kachels werden vervangen, geraakten de groote
Nieuwjaarsijzers in onbruik en verhuisden naar den
zolder of naar museum en oudheidkamer. Daar staan
zij, die eertijds zooveel hebben bijgedragen tot de
feestvreugde van het nieuwe jaar en een zoo voor
aanstaande plaats innamen in de familiewaardeering,
nu als koude, doode dingen.
Doch in den Gelderschen Achterhoek wordt het
oude gebruik nog op primitieve en schilderachtige
wijze in eere gehouden. Daar kan men nog wel een
oud moedertje de groote ouderwetsche ijzers zien
hanteeren in een vuur dat opvlamt uit het gat, ge
graven in den aarden bodem van de schuur en afge
dekt met een rooster. Daarnaast staat de stobbe,
waarop het zware ijzer rust, en ligt de groene struik,
waarmee men van tijd tot tijd sprenkelt tot tempe
ring der hitte.
*5