„duiveljagen" in Groningen en den Zuidoosthoek van Friesland. Daar kan men op sommige oude kerkhoven bij de kerk, ook wel zonder naburige kerk, een zware overkapte stellage van balken en binten zien staan, enkel of dubbel, waarin één of twee klokken hangen (afb. 65). Dit is de klokstoel, het klokkenbuis, ouder dan de kerk en buiten kerkelijk verband, eigendom van de oudere dorpsgemeenschap, die er de vrije be schikking over heeft. Van Sint Thomas (21 Dec.) af tot Nieuwjaar toe plachten de dorpelingen dag en nacht onafgebroken de klokken te luiden. Ploegen van „stjurders", opgeschoten jongens en mannen, wisselden elkaar zwijgend af, ieder stond erop „zijn beurt af te luiden". Met ontbloot hoofd werd de kunst beoefend, door den een met meer geluk dan door den ander. Het is te begrijpen dat dit aanhoudend gelui een plaag was voor de omwonenden. Ook ontaardde de oude gewijde handeling door 'drankmisbruik en woeste dansen om den klokstoel, want ook de meisjes kwamen erbij. Het duiveljagen werd toen verboden, maar ging toch door. Het eind van het lied was dat de burgemeester de touwen, den klepel en eindelijk de klokken deed wegnemen, ja, ten slotte het klokken- huis wel deed afbreken. Doch te Oude'horne heeft de burgemeester na het Sint Thomasoproer van 1892 de klok weer teruggegeven, „omdat hier valt te reke nen met een algemeen dorpsgevoelen". Het luiden is nu echter alleen toegestaan van 's ochtends zes tot 's avonds zeven uur en 's Zondags verboden. Zal men de instandhouding van dit aanhoudende klokgelui niet, evenals die van de luidruchtige Sint- Nicolaasviering der Friezen, moeten toeschrijven aan hun late bekeering? Friesland is ook de eenige streek waar een spoor bleef bewaard van de oude midwinter vuren (zie blz. 7). 106

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 104