HET BEGIJNHOF VAN BREDA
Hoewel in den eigenlijken zin van het woord geen klooster,
verdient deze middeleeuwsche godsdienstige stichting toch
in onze reeks besproken te worden en wel om de uitzonder
lijke positie welke het Bredasche Begijnhof onder de Neder-
landsche hoven innam en nog inneemt.
Wie en wat waren en zijn de bewoonsters van dit beluik,
van deze afgeslotenheid van de wereld? Wij kunnen haar
het best aanduiden als semi-religieusen, vrome vrouwen
die zich sterk tot een godsdienstig leven aangetrokken
voelden, maar het niet aandurfden bindende klooster
geloften af te leggen en aldus de wereld geheel te verlaten.
Aanvankelijk waren het devote vrouwkens, die in eigen
huisjes, verspreid door de stad woonden om een half-klooster-
lijk leven te leiden onder leiding van een of anderen
geestelijken leidsman. Dikwijls gebeurde het dat dergelijke
personen zich later toch bij een orde aansloten en in een
convent traden om der wereld afgestorven te zijn. De
oudere schrijvers hielden Sinte Begga, de dochter van
Pepijn van Landen voor degene die het Begijnenleven
ingesteld heeft, en de Begijnen zelf vereeren haar ook als
haar patrones, maar de hedendaagsche auteurs, die een
scherper onderscheid tusschen legende en historie maken,
noemen Lambert Le Bègue, een priester uit de laatste
helft der twaalfde eeuw, hij woonde te Luik, als hun fonda-
teur. Deze geestelijke bezat een zeer grooten tuin aan den
Maasoever gelegen en liet hierin een kerk bouwen omringd
door een aantal afzonderlijke huisjes, waarin hij vrome
maagden uit de stad liet wonen, meisjes die zich tot een
huwelijk niet geroepen voelden, weduwen die tot aan haar
dood den raad van den Apostel der heidenen wilden op
volgen, en wie weet, bevond er zich onder haar ook wel een
arme adellijke jonkvrouw die liever haar vrijheid behield,
dan in een voornaam stift haar dagen te slijten. Het is
niet onwaarschijnlijk, dat te gelijker tijd of niet lang na
elkaar verschillende van dergelijke godsdienstige vrouwen-
66