tusschen het langzame rijwielverkeer en het snelle motorverkeer te worden gestreefd. Deze scheiding d.m.v. aparte rijstrooken laat zich in de nieuwere buitenwijken, waar het profiel der verkeerswegen over het algemeen ruimer is, gemakkelijker uit voeren dan in de oudere binnenstad, waar met name het motorverkeer lastig te verwerken is. Vandaar de afsluiting van verschillende nauwe straten voor dit veel plaats op den weg innemende autoverkeer en zelfs voor het rijwielverkeer (in sommige drukke winkelstraten), of de instelling van éénrichting- verkeer. Slechts in enkele gevallen kon tot een meer radicale oplossing, n.1. de doorbraak van nieuwe verkeerswegen ten behoeve van het snelverkeer worden overgegaan. De geleidelijke ontwikkeling van de binnenstad tot city beteekende tevens, dat dit zakencentrum steeds meer de functie van eindstation voor het locale ver keer ging vervullen. Het parkeeren met name van auto's vormde hierbij een steeds moeilijker oplos baar probleem door het gebrek aan ruimte. Juist waar het uit algemeen verkeers- en parkeeroogpunt gewenscht ware, dat de straatoppervlakte een maxi mum bedroeg, zoowel absoluut als in verhouding tot de bebouwde oppervlakte, besloeg deze over het algemeen een minimale oppervlakte. Door den bouw van torengarages en de inrichting van tijdelijke parkeerterreinen op onbebouwd gebleven stukken grond werd hierin slechts ten deele voorzien. In de nieuwere buitenwijken bood dit parkeerpro bleem over het algemeen minder moeilijkheden, al hoewel ook hier met de toenemende motoriseering van het verkeer na den vorigen wereldoorlog bleek, dat in de behoefte aan particuliere garages bij de woningen in totaal onvoldoende mate was voorzien. Zelfs een behoorlijke stalling van fietsen in of nabij de woning liet veelal nog te wenschen over. Steeds duidelijker teekende zich ondertusschen in de 86

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 96