dere verbreiding van dezen actieven vorm van recre atie onder de jeugd. Alom verrezen dan ook sport en speelterreinen binnen de woonwijk, veelal in com binatie met de scholen tot complexen vereenigd. Hiernaast ontwikkelde zich onder de ouderen in toenemende mate de ideëele behoefte aan geregeld en direct contact met de omringende natuur. In ver gelijking tot de actieve recreatie stelt deze passieve recreatie veel hoogere, ruimtelijke eischen, waaraan in de groote steden slechts ten deele tegemoet kon worden gekomen. Tengevolge van de snelle uitbrei ding der meeste groote steden toch werd de natuur- ruimte steeds verder teruggedrongen en dientenge volge steeds lastiger bereikbaar van het Centrum uit. Hieruit valt de behoefte aan parken en bosschen als afgeleide vorm van de natuur te verklaren binnen of in onmiddellijke aansluiting op de be bouwde kom. In het belang van een frequent bezoek dient hierbij een maximum afstand van 15 a 20 minuten gaans, tusschen de woning en dit stads- groen niet te worden overschreden. Dit beteekent derhalve planologisch, dat een onderlinge afstand tusschen de groote groencomplexen van ten hoogste 3 K.M. in acht dient te worden genomen. In het belang van de dagelijksche recreatiebehoefte van de wijk welke naar de kleinere wijkparken uitgaat, dient naar een geringeren afstand van ten hoogste 10 minuten gaans de zgn. kinderwagenafstand te woren gestreefd. Met betrekking tot de totale uitgestrektheid welke deze stedelijke groenvoorziening in verhouding tot het aantal inwoners dient te bezitten, zou als richt snoer de norm van 19.5 M2 per inwoner, welke Wagner hiervoor aangeeft, kunnen worden aange houden. Deze algemeene norm dient evenwel met verstand te worden toegepast en zal in tal van ge vallen als een minimum moeten worden beschouwd. Belangrijker dan de totale uitgestrektheid van het 84

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 92