onmeetbare eeuwigheidswaarde verleent. Bij brood
alleen kan de mensch tenslotte niet leven, de schoon
heid vormt de noodzakelijke geestelijke aanvulling
van onze materieele bestaansbasis.
Daarom is het goed zich in een tijd als deze, waarin
naast nieuwe schoonheid helaas ook nog maar al te
veel leelijkheid tot stand komt, af te vragen, welke
de voorwaarden zijn waaronder nieuwe schoonheid
kan opbloeien en waaraan de veelvuldige leelijkheid
om ons heen valt toe te schrijven. Want dat de we
reld er als geheel genomen in de 20e eeuw leelijker
op is geworden, daarover zijn helaas alle geleerden
en kunstenaars het eens; overigens vrijwel het eenige
punt waarop onder de intelligentia onzer gespleten
maatschappij overeenstemming bestaat.
Trouwens welke andere uitleg zou moeten worden
gegeven aan het opmerkelijke verschijnsel, dat onze
gedachten zoo gaarne wegvluchten uit het heden
naar de 17e eeuw, de middeleeuwen, of naar nog
vroeger cultuurperioden, waarin de kunst hoogtij
vierden en de geheele samenleving was doordrongen
van een vanzelfsprekende schoonheid, omdat alle
dingen stijl hadden, wijl de menschen smaak bezaten.
Waarom anders ook gaat veler belangstelling juist
in onze dagen uit naar bestudeering van de geschie
denis van vroeger, gelukkiger tijdperken, als het niet
is om de vaak hopelooze leelijkheid van onze eigen
wereld althans voor een oogenblik te vergeten?
Deze vlucht uit het heden, hoe verklaarbaar ook op
zichzelve, vooral bij gevoelige en fijnbesnaarde na
turen, moet overigens als een laakbaar verschijn
sel worden aangemerkt. Juist deze voor den opbouw
van een betere en schoonere wereld zoo onmisbare
personen dienen zich met geheel hun ziel en
zaligheid te geven aan de vorming van hun eigen
tijd. De blik en de gedachten van hen, waarop aller
hoop gevestigd is, dienen op de toekomst gericht
te zijn. De bestudeering van het verleden is slechts
xo