voorgoed tot het verleden. Alle nieuwe woningen ver
rijzen voortaan in open, halfopen of gesloten
bebouwing aan verharde wegen of straten. Het één
gezinshuis, het in sociaal opzicht ideale en met onze
huislijken volksaard het meest overeenkomende wo
ningtype, geniet sterk de voorkeur boven de étage
woning of boven- en benedenwoning en vormt dan
ook in alle steden van middelbare grootte het over-
heerschende type. Van onze drie grootste steden is
het vooral Den Haag waar de bouw van ééngezins
woningen sterk wordt bevorderd.
Ter waarborging van een behoorlijke zon- en licht-
toetreding tot het inwendige van de woning wordt
de hoogte van de bebouwing beperkt en bepaald
in verhouding tot den onderlingen tusschenafstand
der huizenrijen. Bij smalle woonstraten (9 M.) leidt
dit vanzelf tot den aanleg van voortuinen, waar
door niet alleen de afstand tusschen de voorgevel
rooilijnen wordt vergroot, doch tevens he: stads
beeld wordt verlevendigd. Was het aanvankelijk
(vóór 1892) bijv. in den Haag toegestaan om i'A
maal zoo hoog te bouwen als de breedte van de
straat bedroeg, d.i. een verhouding van 3 2, nader
hand wordt deze verhouding in de bouw- en wo
ningverordening bepaald op 1 1, terwijl zij sedert
1942 is teruggebracht tot 2 3. Een voortdurende
verruiming dus van het straatbeeld, welke aan de
licht- en luchttoetreding tot de woning in sterke
mate ten goede is gekomen.
Betreffen deze verbeteringen uitsluitend het dwars
profiel van de straten met aangrenzende bebouwing,
ook in den plattegrond van het bouwblok voltrek
ken zich ingrijpende wijzigingen met het oog op een
betere luchtcirculatie binnen het bouwblok. Was
in de 19e eeuw het bouwblok veelal aan alle vier
de zijden door een gesloten en hooge randbebouwing
omgeven, waarbij dus het luchtvolume van het bin
nenterrein stagneerde, althans niet in direct horizon-
80