einde van de 19e eeuw een aanvang. Op de vele moeilijkheden die hieruit met name ook op aesthe- tisch stedebouwkundig gebied voortsproten, zal in een volgend hoofdstuk nader worden ingegaan. Tengevolge van de zeer ruim opgevatte i7e-eeuw- sche stadsuitleg en de hierop gedurende de 18e eeuw volgende terugslag waren in de meeste Hollandsche steden in den beginne nog hetzij ruime, onbebouwde binnenterreinen aanwezig, zooals o.a. te Den Haag, hetzij voldoende leegstaande heerenhuizen, welke door splitsing dienstbaar werden gemaakt aan de woningbehoefte der minder gegoeden. Deze oorspronkelijk niet voor bebouwing bestemde inpandige terreinen werden gaandeweg volgebouwd met de allergoedkoopste woningen (hofjeswoningen). Hierdoor voltrok zich die uit een oogpunt van woningpolitiek onlogische ontwikkeling, waar bij de goedkoopste woningen verrezen op of in de onmiddellijke nabijheid van de duurste bouwter reinen, hetgeen aan de wijze van onderverkaveling vanzelfsprekend niet ten goede kwam. Dit verschijn sel heeft met name ook in Den Haag op uitgebreide schaal plaats gevonden, waar vele diepe bouwblok ken op deze wijze totaal werden opgevuld. Nevenstaande Afb. 25 geeft een duidelijk voorbeeld van een dergelijk diep bouwblok 75 M), dat oorspronkelijk alleen van een hoogere en betere randbebouwing voorzien, in de zeventiger jaren op ongeordende wijze werd volgebouwd met kleine ééngezinswoningen, in korte rijen veelal rug aan rug geplaatst. De dientengevolge totaal onvoldoende doorluchting dezer woningen en hun opeengedron gen ligging steekt zéér ongustig af bij de in de 17e eeuw door verschillende stichtingen tot stand ge brachte hofjeswoningen, welke om een ruim recht hoekig binnenterrein waren geprojecteerd en waar van o.a. het fraaie Hofje van Nieuwkoop en het Heilige Geesthof tot op heden bewaard zijn gebleven. 7i

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 77