in vergelijking tot de dorre steenwoestenij der ove
rige stadsdeelen.
In Amsterdam ontwierp de stadsarchitect Van Nif-
trik in 1866 een goed doordacht streng geometrisch
plan voor de uitbreiding van de hoofdstad (Afb. 24).
In dit plan waren behalve kennelijk op Fransche
voorbeelden geïnspireerde stervormige pleinen (Place
de 1'Etoile in Parijs), welke als monumentaal mid
delpunt waren gedacht van villawijken,tevens eenige
parken geprojecteerd; een novum voor dien tijd,
waarin de belangstelling bijna uitsluitend uitging
naar de materieele (commercieele) zijde van het ste-
debouwkundige probleem. Alleen, het plan heeft
geen genade kunnen vinden bij de overheid, zoodat
het onuitgevoerd is gebleven.
Een typische gemeenschappelijke trek van beide
plannen is overigens nog, dat zij in hoofdzaak op de
monumentale huisvesting der meer gegoeden was
gericht. Het groote probleem van de volkshuisves
ting ten behoeve van de breede lagen der groote
massa werd hierbij niet of nauwelijks aan de orde
gesteld. In verband echter met de vooral in de
tweede helft der 19e eeuw steeds snellere groei en
hiermede gepaard gaande verproletariseering van de
bevolking, vormde juist deze volkswoningbouw het
centrale stedebouwkundige probleem waarvoor deze
periode zich gesteld zag en waarin zij blijkens de
resultaten schromelijk te kort is geschoten.
Overal in de groote steden van Holland deed zich
dientengevolge naast de aanvankelijk zeer bescheiden
uitbreiding van de bebouwde kom, het verschijnsel
voor van de verdichting, der woonbebouwing in de
oude, bestaande stad. Een intensiveering dus, welke
tot uitdrukking kwam in de toenemende bevolkings
dichtheid van dit centrale stadsdeel, waarop ook het
zakenleven zich begon te concentreeren. Deze merk
waardige metamorphose van de binnenstad tot za
kencentrum, dit city vormingsproces neemt aan het
7°