eeuw haar hoogste vervolmaking, met behoud van
haar eigen architectonische karakter.
Deze herleving van de klassieke monumentale opvat
ting in de Zuidelijke landen moet mede in verband
worden gezien met den sterk absolutischen regee-
ringsvorm en de bewuste leiding welke hierbij uit
ging van de prachtlievende en vaak zelf kunstzin
nige vorsten.
Deze sterk door het absolutisme geïnspireerde
monumentaliteit echter is in wezen vreemd aan ons
uitgesproken burgerlijke volkskarakter, vandaar dat
ook de stedebouwkundige scheppingen in grooten
stijl, welke in de beide evengenoemde Latijnsche
landen hoogtij vierden, bij ons nagenoeg geheel ont
braken, zich althans op een bescheidener plan vol
trokken.
Zoo bijv. komt deze monumentale opvatting be
halve in de architectuur voornamelijk tot uiting
in den geometrischen aanleg van sommige tuinen en
parken bij lustverblijven, welke tijdens onze gou
den eeuw mede onder invloed van Frederik Hen
drik en Willem III op verschillende plaatsen in
ons land ontstonden. (Honselaarsdijk, Het Loo). Bij
dit laatste vorstelijke zomerverblijf valt tevens voor
het eerst de invloed van Le Nötre, de Fransche
grootmeester der tuinarchitectuur, waar te nemen.
Voor het overige moet echter deze monumentale,
streng architecturale opvatting van parkaanleg,
welke daarenboven een zekere schaal en niveauver
schillen (terrassenaanleg) vergt, als minder geschikt
voor onzen landsaard worden aangemerkt, welke
meer neigt naar de intieme en vrijere, landschap
pelijke opvatting.
Tot zoover de zuiver aesthetische zijde.
Wat den anderen, practischen kant van het stede-
bouwkundige vraagstuk betreft, kan worden vastge
steld, dat deze ook in ons land in belangrijke
mate heeft gespeeld en van grooten, directen invloed
61