voor zoover het middengedeelte betreft en tra peziumvormige blokken aan den rand, in verband met den veelhoekigen omtrek, welke de vestingwer ken geboden. Waaruit bestond nu in aesthetisch opzicht het baanbrekende der nieuwe ideëen, waarvan de Renaissance in haar practische toepassingen op stede bouwkundig gebied uitging? Als voornaamste punt hierbij moet de bewuste toepassing van de per- spectievische dieptewerking worden aangemerkt. Tengevolge van de aanmerkelijke vergrooting van afstand tot het beschouwde object, werd niet alleen de algemeene overzichtelijkheid daarvan in het geheele plan gediend doch werd tevens doelbewust beoogd het bouwwerk grooter te doen schijnen dan het in werkelijkheid was. Het ging hierbij dus om het optimale effect, dat door deze vrijlegging kon worden bereikt. Als ideaal van monumentalen aanleg zweefde den bouwmeesters hierbij het aan drie zijden omsloten plein voor oogen (tooneel), terwijl de vierde toe schouwerzijde open bleef. Hierop mondden dan één of meer straalsgewijze uitwaaierende, breede wegen uit, van waaruit het monument reeds van verre zichtbaar was en hierdoor het stadsbeeld tot in wijden omtrek beheerschte. Ook hierbij dus even als in de middeleeuwen een gesloten stadsbeeld, doch van véél diepere ruimtewerking en zéér doel bewust nagestreefd. De optische invloedssfeer van het bouwwerk in het stadsbeeld onderging hiermede een veelvuldige verruiming. Zoowel in de Italiaan- sche als vooral ook in in 17e eeuwsche Fransche Barok bereikten deze monumentale, symmetrische pleincomposities een hoogtepunt. Een geheel samen stel van straten en pleinen werd hierbij als een archi tectonisch geheel opgevat en eveneens behandeld. Was in de middeleeuwen het zwaartepunt nog in het bouwwerk zelf gelegen, vooral met betrekking 59

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 61