practische toepassing hiervan door Vauban, verbete ringen op het oude stelsel waren aangebracht, werd ook in ons land door Menno van Coehoorn 1641 1704) in zijn „Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont" een Nieuw-Nederlandsche vesting bouw ontwikkeld. De hierin tot uiting komende verbeteringen golden behalve een verdere vergroo ting der bastions en ravelijnen, het vervallen van de onderwal en de vervanging van de buitenwerken door couvrefaces voor de bastions. Bovendien be veelt Coehoorn, om het zich ingraven van den vijand in loopgraven zooveel mogelijk te beletten, een lage maaiveldshoogte van slechts 1.25M. boven zomerpeil aan. Men ziet dus een zeer speciale toespitsing van den vestingbouw op specifiek Nederlandsche ver houdingen. Van de vele vestingen, welke door deze evenknie van Stevin werden verbeterd, noemen wij slechts Coevorden, Deventer en Doesburg. Het getuigt van zijn vooruitzienden blik, dat Coe hoorn het hierbij niet liet zitten en bij zijn „tweede manier" volledig brak met het inmiddels nadeelig gebleken gebastionneerde stelsel en dit verving door het zgn. getenailleerde of perpendiculaire stelsel. Bij deze wijze van vestingbouw, welke zich reeds om streeks het midden van de 17e eeuw doorzette, ont breken de courtines geheel en zijn de facen in het verlengde van de flanken getrokken. Deze laatsten toch hadden, ondanks hun uitermate belangrijke ver dedigende functie, bij het gebastionneerde stelsel de kortste lijn behouden. Het nieuwe, getenailleerde stelsel daarentegen bestond uitsluitend uit een zig zaglijn van flanken welke nagenoeg loodrecht vandaar de naam van perpendiculaire stelsel op elkaar staan, althans voorzoover de inspringende hoeken betreft. Hiervan bieden o.a. de Doesburgsche liniën een fraai voorbeeld. (Afb. 19). Tenslotte werd in het begin van de 19e eeuw ook dit getenailleerde stelsel losgelaten en vervangen 57

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 59