Het waren vooral de beide veldheer-stadhouders Prins Maurits en Frederik Hendrik, die hebben ge ijverd voor de moderniseering van de verouderde vestingwerken; in het bijzonder voor die der zgn. frontiersteden en van de voornaamste havensteden. Dienovereenkomstig worden o.a. Groningen, Coe- vorden, Grave, 's-Hertogenbosch, Maastricht en Amsterdam sommigen met garnizoen tot ves tingen gemaakt. Hun aantal slonk evenwel gedu rende de 18c eeuw zoodanig, dat het noodzakelijk bleek bij Koninklijk Besluit van 20 Sept. 1814 het volgende te bepalen: „Alle besturen van plaatsen, welke sedert de laatste vijftig jaren tot sterkte hebben gediend, of met forti- ficatiewerkcn zijn omringd geweest, worden provi sioneel en totdat Wij dienaangaand nader hebben beschikt, geïnterdiceerd het doen sloopen van wallen en gebouwen of andere voorwerpen tot de fortifi catiën behoorendc, al zijn ook dezelve bij speciale besluiten, hetzij van Ons, hetzij van eenige der voor malige Gouvernementen dezer landen, aan die bestu ren finalijk afgestaan". Ook werd het planten of tuinieren en het aldaar oprichten van nieuwe gebou wen verboden, terwijl bij een volgend Koninklijk Besluit van hetzelfde jaar alle gronden en gebouwen welke in den loop der laatste vijftig jaar tot de for tificatiën hadden behoord, als staatseigendom wer den aangemerkt. Dit voorzoover het politieke aspect van deze utili taire pool betreft. Wat de zuiver militaire zijde aangaat, hiervoor maakte de veranderde oorlogstechniek ingrijpende wijzigin gen van het verdedigingsstelsel noodzakelijk. Met de in de tweede helft van de 14e eeuw geleidelijk toe nemende toepassing van het buskruit als explosie middel voor haakbus en donderbus de prototypen van geweer en kanon verloor de middeleeuwsche steenen ommuring, vooral tijdens de snelle ontwik- 52

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 54