stond, wordt overigens voldoende aangetoond door
de tallooze geslaagde voorbeelden uit dien tijd,
welke even zoo vele bewijzen vormen voor de
waarlijke grootheid van deze cultuurperiode. Met
deze tweede opvatting, welke van de regelmaat
als stelregel uitgaat, laat zich de overigens schijnbare
antithese zéér eenvoudig verklaren.
Uitgaande van het normale, in ons land bijna uit
sluitend voorkomende geval, dat een stad geleidelijk
ontstaat uit een reeds aanwezige, bescheiden woon
buurt, laat zich gemakkelijk afleiden, dat tijdens
dit groeiproces verschillende onregelmatigheden
moesten worden overwonnen. Deze toevalligheden
in den vorm van bochtige wegen, bestaande bebou
wingen, perceelscheidingen enz. werden overwonnen
door ze zooveel mogelijk te eerbiedigen en dit is
mede één der grootste verdiensten van den Gotischen
bouwmeester ze organisch op meesterlijke wijze
in het stadsplan op te nemen.
Bij de gestichte steden, waar men „tabula rasa" kon
beginnen, ligt het vraagstuk echter geheel anders.
Hier waren geen toevallige onregelmatigheden aan
wezig, waardoor men gebonden was, en de Gothi-
sche ontwerper behoorde zeker niet tot dat soort
van vermeende architecten en stedebouwers, die er
behagen in scheppen zich extra moeilijkheden te be
zorgen, uitsluitend om zich te kunnen uitleven in het
toepassen van gezochte en ingewikkelde oplossingen.
Deze o.i. zeer aannemelijke verklaring overbrugt
derhalve volledig de schijnbare klove tusschen de
beide totaal verschillende verschijningstypen, waar
onder de zoo harmonisch ontwikkelde middel-
eeuwsche stad zich in haar oorspronkelijke gedaante
tot aan het einde der 15e eeuw moet hebben voorge
daan en waarvan in het bovenstaande zeer in het
kort het ontstaan is geschetst.
32