tegenovergestelde conclusies zijn gekomen.
Een eerste groep, waartoe o.a. behooren Eberstadt,
Alberti en Sitte, meent, dat deze schilderachtigheid,
veroorzaakt door het gebogen en onregelmatige
beloop der straten, verspringende rooilijnen, plaat
selijke overbouwingen enz., dit aesthetisch effect
derhalve, primair was en om derzelver wille werd
betracht.
Hiertegenover staat een tweede groep, o.a. verte
genwoordigd door Brinckmann, Klaiber en Lave-
dan, die betoogt, dat de regelmaat voorop stond en
dat de schilderachtigheid slechts als nevenverschijnsel,
als secundair effect tengevolge van toevallige, locale
omstandigheden moet worden opgevat. Naar het
oordeel van Lavedan hadden de gothische ontwer
pers van de bastides zelfs geenerlei pretentie een
kunstwerk te scheppen, zij bouwden eenvoudigweg
een utiliteitswerk naar streng utilitaire (militaire)
gezichtpunten.
Aan hst oordeel van dezen laatsten, Franschen
schrijver moet naar onze meening gezien het feit,
dat de Gothiek een bij uitstek Fransche kunst is,
welke in den kathedraalbouw haar hoogste archi
tectonische triomfen behaalde bijzondere waarde
vrorden toegekend. Trouwens hoe zou men aan de
stedebouwers uit dien bloeitijd een totaal afwijkende
en inferieure, n.1. op effect beluste opvatting kunnen
toeschrijven dan aan hun collega's, bouwmeesters
der kathedralen, welke van een rationeelen en con
structieven, doch tevens organischen en ideëelen
schoonheidszin getuigen? Want naar effectbejag
zweemt toch de eerste gewild schilderachtige op
vatting.
Naar onze bescheiden meening is dan ook niet twij
felachtig, welke van de beide opvattingen als de
juiste dient te worden beschouwd. Dat deze over
wegend utilitaire zienswijze geenszins aan de tot
standkoming van een schoon geheel in den weg
3i