tegronden van bijv. Zwolle en Amersfoort dezen
cirkelvorm zeer nabij komen.
Vooral de in de tweede helft van de 14e eeuw tot
stand gekomen bevestiging van Breda vertoont
behalve een nagenoeg zuiveren cirkelvorm, op
buitengewoon illustratieve wijze den samenhang
van den oorspronkelijken, eveneens cirkelvormigen
burcht met de latere, hieraansluitende stadsommu-
ring. Ook het verschil in karakter tusschen den
ongeleden burchtmuur en de sterk geleden stads-
ommuring, met haar op regelmatige afstanden ge
plaatste muurtorens en stadspoorten, komt hierin
tot uitdrukking.
Vertoonde de stad een niet zoo uitgesproken land-
ligging als de hierboven genoemde, doch was zij aan
het water gelegen, dan hing het van de breedte
hiervan af, in hoeverre de ontwikkeling eenzijdig
dan wel tweezijdig daarvan plaats vond. Was het
het water vrij smal, dan strekte de ontwikkeling
zich meestentijds langs beide oevers uit en verkreeg
de omtrek van de stad dus ook haar ommu
ring een dienovereenkomstigen langwerpigen,
hetzij ovalen of bij benadering rechthoekigen vorm
(Amsterdam, Utrecht). Was de nederzetting daar
entegen aan een groote rivier gelegen, dan vond een
in hoofdzaak eenzijdige oeverontwikkeling plaats
en verkreeg de stad een halfovalen, dan wel half-
cirkelvormigen omtrek. (Kampen, Maastricht).
Veel grooter verscheidenheid en onregelmatigheid
van plattegrond vertoonen de steden, welke uit een
woonbuurt nabij een kasteel zijn ontstaan. Hierop
zal in het volgende hoofdstuk uitvoeriger worden
teruggekomen.
Alle tot dusverre genoemde steden hebben gemeen,
dat zij geleidelijk zijn gegroeid uit oorspronkelijke
woonbuurten. Deze organisch gegroeide steden vor
men den regel in ons land. Slechts enkele uitzon
deringen hierop van zgn., gestichte steden, waarvan
24