ontwikkeling werd hierbij in handen gelegd van de
plaatselijke overheid, welke daartoe een uitbreidings
plan moest vaststellen. Geleidelijk aan herstelde zich
hiermede het in de vorige eeuw verloren gegane
prestige van den stedebouw.
Met het doorbreken van nieuwe stedebouwkundige
inzichten en een beter begrip omtrent de stedebouw
kundige problemen welke tengevolge van de nog
steeds aanhoudende bevolkingsvermeerdering in ons
reeds dichtbevolkte land werden opgeroepen, rijpte
langzamerhand het besef, dat de stedebouwkundige
ontwikkeling in ruimer verband moest worden be
zien, wilde zij maximaal effect sorteeren. De streek
plangedachte en even later de conceptie van een
Nationaal plan deden haar intrede. Het stedebouw
kundige gezichtsveld werd hiermede dusdanig ver-
verruimd, dat toen beter van planologie kon worden
gesproken.
Als gevolg van de in verband met de industrieele
ontwikkeling van het bedrijfsleven geboden functie
splitsing tusschen het wonen en het werken, mani
festeerde zich ook in de ruimtelijke ordening van
deze beide hoofdfuncties van het maatschappelijke
leven een steeds duidelijker afscheiding. Een zonee-
ring, die werd geaccentueerd door groenstrooken,
welke tezamen met het overige stadsgroen ten be
hoeve van de recreatie tot de conceptie van het
samenhangend groensysteem leidde.
Met de toenemende eischen van directe licht- en
luchttoetreding tot de woningen nam de dichtheid
van bebouwing af en hiermede de extensiviteit van
de woonwijk toe. Ook de ruimere groenvoorziening
binnen de woonwijk droeg tot de meerdere openheid
daarvan bij. In tegenstelling tot het gesloten stads
beeld van de middeleeuwsche stad, vertoonde de
moderne stad een steeds opener structuur.
Deze openheid gepaard aan een lagere bevolkings
dichtheid, vindt haar krachtige ondersteuning in de
118