gedacht aan de bestuurlijke, economische en cultu- reele instellingen, welke in iedere stad van eenige be- teekenis worden aangetroffen en welke voor een be langrijk deel ten dienste staan van het omliggende platteland. Het is overigens duidelijk, dat afhan kelijk van de centrale functie welke een stad vervult, haar beteekenis en hiermede dus haar om vang grooter of kleiner is. De steden zijn derhalve functioneel van een verschillende orde. Hieruit volgt logischerwijze, dat de hoofdstad van een land of een uitzonderlijk gunstig gelegen havenstad groo ter afmetingen aanneemt dan een marktcentrum voor een beperkt agrarisch gebied. Dit neemt echter niet weg, dat met name tengevolge van de onge breidelde industrialisatie in de afgeloopen deccenia tal van steden zijn uitgegroeid tot in geen enkel opzicht verantwoorde monstrueuze en wanstaltige samenballingen van zeer gebrekkige sociale en anor ganische structuur. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat in tal van recente studies op dit gebied een lans wordt gebroken voor de z.g.n. optimale stadsgrootte, waar bij in de typische stedelijke, centrale functies op optimale wijze wodt voorzien. Afhankelijk van het gebied waarvoor zoo'n stad als centrum fungeert, varieert deze optimale grootte zeer globaal tusschen 20.000 en 80.000 inwoners. In het belang van een minimale verkeersafstand tot het centrum (city) verdient hierbij een cirkelvormige stadsplattegrond met een radiaalconcentrische aanleg van hoofdver keerswegen aanbeveling. Deze beschouwingswijze leidt bij de groote en zeer groote steden vanzelf tot een splitsing, tot een af scheiding binnen het uitgestrekte stadslichaam in verschillende afzonderlijke stadsdeelen, welke zoo veel mogelijk een op zichzelf staand en afgerond geheel vormen met een eigen, secondair centrum. Zoo ziet men bijv. in Amsterdam zich naast het in

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 123