vinden in „De stad Haarlem en hare geschiede nis" door van Oosten de Bruin. Uit de hier omschreven ordonnanciën blijkt wel dat de schenkers vrij nauwkeurig omschreven welke voorstelling zij op het te schenken glas wil den afgebeeld zien. Soms ook is daaraan toege voegd de voorwaarde dat het glas een „goede plaats" in de kerk gegeven moest worden, maar nooit komt er eenige aanwijzing in voor door welken glasschrijver het glas moest worden ge maakt. In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat de kerkmeesteren daarin zelf een beslissing namen. Als typeerende kenmerken van de XVI-eeuwsche kerkglazen zou er allereerst op gewezen kunnen worden dat in de vroegste glazen de beeltenis van den schenker de belangrijkste plaats inneemt. Steeds knielende afgebeeld en vergezeld van zijn Beschermheilige. Het familiewapen en de wa pens van zijn voorgeslacht dragen er toe bij van zijn hooge afkomst te getuigen. Aan zijn voeten ligt dikwijls een hondje als symbool van trouw. Dit tafereel is dan omgeven door een decoratieve triumphboog en geplaatst op een sokkel welke den onderrand van het glas in beslag neemt. Deze samenstelling van motieven is nog afkomstig van het laat-gothische venster, waar midden in het glas een Heiligefiguur werd geplaatst, omgeven door een nisvormige architectuur, gedetailleerd overeenkomstig den gothischen bouwtrant. Nu zijn echter de personages natuurgetrouw ge- 40

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 44