In de XlVe eeuw ontdekte men dat zilvemitraat prachtig goudgeel op het glas inwerkt. Hierdoor werd het mogelijk op een witte glasschijf plaatse lijk geel aan te brengen en een lichtblauwe schijf plaatselijk groen te kleuren. Als gevolg hiervan konden grootere stukken glas worden gebruikt. De teekening van het raam werd daarop ingesteld; de reeksen medaillon-tafereelen verdwenen om plaats te maken voor figuren op grooter schaal. Nog een schrede verder in deze richting bracht de uitvinding van een kleurig terra-cotta rood; het z.g.n. Jean Cousinrood of antiekrood. Deze roestroode doorschijnende brandverf kon heel licht aangebracht als een mooie vleeschkleur wor den gebruikt. Door aan de achterzijde van de glasschijf zilvergeel te branden en aan de voor zijde Jean Cousinrood ontstond een diep roode kleur, die met recht beroemd is geworden. Het was trouwens ook de juiste tijd om nieuwe technische mogelijkheden te bedenken, want de kunstenaars die steeds meer onder den invloed kwamen van de renaissance uit Italië wilden per sonages in hun glasramen vrijer, naturalistischer maken. De mogelijkheden daartoe werden nog vergroot door het z.g.n. plaqué glas met fluor- zuur plaatselijk kleurloos af te etsen of op te lichten. Dit plaqué glas bestaat uit kleurloos glas, overtrokken met een huidje rood of blauw glas. Het gedeelte der glasschijf dat gekleurd moest blijven wordt afgedekt met asphaltlak, waardoor van het vrij gelaten deel het kleurhuidje tot op het witte glas kon worden weggebeten. 20

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 24