goud-geel, waarvan de fond met zwarte contour-
verf werd beschilderd tot er een streng geteekend
kroontje overbleef en van grijs glas
waarop een geometrische figuur in
ruitvorm is gepenseeld. Om beurten
werden kroontjes en figuren in den
band geplaatst, met daartusschen
afwisselende stukjes blauw en rood
glas (fig. 1).
Precies dezelfde details zijn terug te
vinden in een paar Zuid-Nederland-
sche glazen, maar soortgelijke rand
versieringen komen ook voor op
glazen in Frankrijk en Duitschland.
In „Glasschilderkunst in de oude
Nederlanden" noemt J. Helbig dit
dan ook „cosmopolitische kunst door
wijdvertakte invloed en herkomst".
Om een denkbeeld te krijgen van de betooverende
pracht der oudste glasschilderingen zijn we ge
noodzaakt naar Noord-Fransche en Duitsche Ka
thedralen te reizen.
Ook de oudste betrouwbare bronnen over de
techniek zijn van buitenlandsche herkomst. Een
monnik Theophilus genaamd vermoedelijk
een Duitscher, heeft omstreeks 1100 een hand
schrift nagelaten waarin de werkwijze voor het
vervaardigen van vlak glas, de verwerking daar
van tot een glasraam, van het maken der werk-
teekening tot het beschilderen, branden en in lood
zetten, is aangegeven. Zelfs het vervaardigen van
9
Fig. 1.