ontbrekende stukken te vullen met geschilderde stukken van andere glazen en zelfs met stukken van prachtig geschilderde glasmédaillons. (Zie verzameling van deze glasscherven in de Librye van de Groote Kerk te Edam. Een vorige generatie heeft met veel moeite elk ontbrekend stuk precies als het oude bijgemaakt, zoodat geen verschil is te zien tusschen oud en nieuw. Ook dit is verkeerd, vooral wanneer het belangrijke gedeelten betreft, zooals koppen, handen, attributen. Immers, we willen het werk van een ouden glas schilder beschouwen en niet misleid worden door herstelde stukken. En waar is tenslotte de grens als er veel aan een glas ontbreekt? Blijft dus een goed overwogen middenweg. Wèl de ontbrekende stukken bijschilderen, maar dan zoodanig dat de détails schematisch worden aan gegeven; vervaagd en verdwijnend desgewenscht, maar in elk geval zóó, dat het te herkennen is uit de oorspronkelijke stukken (afb. XXIV). Ook de kleur der nieuwe stukken kan volkomen aansluiten bij het omringende oude glas, maar kan uitvloeien en vervagen naar omstandig heden. In elk geval moet in ieder stukje nieuw glas het jaartal der herstelling worden gebrand om voor goed een einde te maken aan onzekerheden over het werk van onze vroegere glasschrijvers. Tenslotte dient de hersteller na voltooiing der restauratie het glas wederom en thans op zoo groot mogelijke schaal te fotografeeren en deze 131

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 135