nieuwe blanke ruitje op een contra-mal in een buigoven gebogen moet worden in den vorm van het oude ruitje, of wel de ruimte die aan den buitenkant tusschen oud en nieuw glaasje over blijft moet worden opgevuld met een duurzame pate, alvorens tezamen in de loodstrippen te wor den gevat. Deugdelijk afsluiten van gedoubleerde ruiten is noodzakelijk, omdat anders vuil tusschen de glasschijven komt. In „Die Weltkunst" 1941 is het doubleeren van oude glasschilderingen met kunstglas omschreven „als een in barnsteen op gesloten vlieg". Tijdsomstandigheden laten niet toe deze werkwijze te gaan bezien. B. Stukken van tusschentijdsche herstellingen behooren bij de geschiedenis van de glasschilde ring. Zooveel mogelijk moeten ze weer gewoon in het glas opgenomen worden, weloverwogen, want het schaadt de oorspronkelijke schildering niet wanneer al te slechte stukken worden ver wijderd. Sterk verbleekte stukken van de oor spronkelijke schildering mogen echter in geen geval worden vervangen of bijgewerkt. Door dit bijwerken, en dus ook opnieuw branden, zijn vroe ger vele kerkglazen voor goed bedorven. C. Waar stukken van de glasschildering ontbre ken kan niet worden volstaan met daarvoor in de plaats blanke stukken glas op te nemen. Dit blij ven licht-overstralende en zeer hinderlijke gaten (afb. XXIII). Vroegere herstellers hebben dit, en niet zonder succes, trachten te voorkomen door de 130

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 134