Uit de Schepenbrieven van Maastricht en enkele
andere gegevens blijkt dat daar in de laatste helft
der 14e eeuw „glazenmakers" gevestigd waren,
die ook als glasmakersworden vermeld. Ver
moedelijk vervaardigden deze glasschilders hun
eigen materiaal. Het is echter te begrijpen dat,
toen eenmaal techniek en materiaal bekendheid
verkregen, groeiende belangstelling ontstond om
de lichtopeningen in ons kil en vochtig klimaat
met in lood gevatte ruitjes te vullen. Het staat dan
ook vast dat in het einde der XIVe eeuw beschil
derde kerkglazen in ons land voorkwamen.
Enkele restanten, teruggevonden soms bij het weg
breken van een dichtgemetseld venster, zijn be
waard gebleven om dit te getuigen.
Dit bewijst echter nog niet dat deze glazen in ons
land en door Nederlandsche glasschilders gemaakt
zijn. En dan nog is de werkwijze van deze frag
menten zoo traditioneel dat er geen eigen karak
ter uit te herkennen is, m.a.w. het kan evengoed
Duitsch-, Fransch-, als Nederlandsch maaksel zijn.
Dit is als vanzelfsprekend; de oudste glazen wer
den vervaardigd door kloosterlingen, als het ware
onder een centrale leiding, ongeacht of ze hun
werk verrichtten in Chartres, Keulen of Utrecht.
We zien dit aan enkele fragmenten gebrand glas,
dateerende van pl.m. 1380, welke teruggevonden
zijn in de Bovenkerk te Kampen. Dit zijn een aan
tal stukjes glas welke aaneengeschakeld de om
lijsting vormen van de eigenlijke voorstelling in
het glas. In dit geval is dat zeer waarschijnlijk
een Heilige figuur geweest. De glasschijfjes zijn
8