we een toon, die door zijn beschaafdheid en liefde voor de Kerk weldadig aandoet. Zoo lezen we in een brief, welken Bonifacius „de knecht der knechten Gods" aan de „vereerenswaardigste en geliefde zuster Abdis Fadburg van Thanet" richtte .want vele malen heeft Uw vroomheid, door de toezending van boeken en kleederen, mij in mijn treurigheid getroost. En zoo vraag ik U wederom, te vermeerderen wat U heeft aangevangen, door de brieven van mijn Heer, den heiligen apostel Petrus, over te schrijven en met goud te versieren. Ik vraag dit, omdat zij daardoor, voor het op wereldsche dingen gerichte oog van hen, tot wie ik predik, in eerbiedwaardigheid en aanzien winnen." Een gedeelte van een brief van Bonifacius aan abt Huetbrecht van Wearmouth luidtIn dien het U niet te bezwaarlijk is, zoo verzoeken wij U nog, ons een klok toe te zendendat zou ons veel troost geven op onzen pelgrimstocht in vreemde lan den. Als teeken van mijn innige toegenegenheid zend ik U dekens, uit geitevel gemaakt. Al betreft het hier een waardelooze gave, zoo verzoek ik U toch ze als teeken van herinnering te aanvaarden." Er bestond een levendig geestelijk verkeer tusschen de zendelingen en kloosters. De kloosters onderling zonden afschriften van boeken en wedijverden in het versieren daarvan. In het laatst der achtste eeuw nam de beschaving der geestelijkheid snel toe; tijdens de regeering van Karei den Groote bereikte ze een hoog tepunt, dank zij de persoonlijke toewijding van den Keizer. „Het zij Uwe God welgevallige vroomheid kond ge daan", aldus luidt de aanvang van een rondschrij ven van Karei aan de geestelijkheid „dat Wij met onze vertrouwden overwogen hebben dat het van nut zoude zijn, indien men zich in de bisdommen en kloosters, welker leiding Ons door Gods genade in 86

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 88