schoppen van Utrecht was van steen, evenals de burcht van Deventer. Op tal van andere plaatsen zijn versterkte huizen geweest. Deze bestonden echter nog uit zwaar gebouwde houten hoeven, soms voorzien van een uitkijk- en verdedigings-toren met één ver dieping. De hoeve met den omliggenden grond was omgeven door een muur van palissaden en een gracht. De leiders van de kustverdediging bekleedden een zeer bijzondere plaats in de vroeg-middeleeuwsche heer schappij. Veelal zullen zij den titel gehad hebben van burggraaf. Op de burchten lag voortdurend een be zetting. In sommige gevallen was het noodig de ge- heele bevolking te wapen te roepen; de leiding be rustte dan bij de markgraven, of in sommige gevallen bij speciale ambtenaren, zooals uit het merkwaardige en typeerende verhaal over den met de verdediging belasten „prefect" Godfried in Teisterband, waar Unruoch graaf was, blijkt: „Toen in 1006 de Noor mannen de Waal kwamen opvaren, vluchtte de bevol king in wilde paniek naar alle zijden. De bejaarde Godfried steeg te paard, reed van de eene plaats naar de andere om het volk te bewegen terug te keeren en het land niet ongehinderd door de Noormannen te laten plunderen. Hij zond boden uit naar alle rich tingen. Bij het aanbreken van den volgenden dag was een groote menigte bijeen. Daar Godfried te oud was om de leiding op zich te nemen, werd besloten deze op te dragen aan graaf Unruoch van Teisterband. De Noormannen trokken, na Tiel geplunderd te hebben, spoedig af." Deze geschiedenis leert ons, dat er op sommige plaatsen „prefecten" waren, die de verdedi ging van het land organiseerden geheel onafhankelijk van den graaf. Onder de opvolgers van Karei den Groote verslapte de verdediging der kusten steeds meer, doch aanvan- 61

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 63