te vellen. In het „Oude Goudtsche Kronijcxken" vin den wij het volgende verhaald„Ende dewijl dat Sinte Willebrort te Romen was, soo waijden met eenen grooten starken winde, ende met eenen grooten Aert- bevinge, in der nacht alle die groote boomen ter neder, die in dat wilde Wout sonder ghenaden stonden. Ende doe die Heijlighe Bisschop Sinte Willebrort van Romen quam, ende hij sach dat alle die boomen te neder gevallen laghen, soo docht hij dat God dat Lant son- derlinge bekeeren woude. Ende doe hij tot Utrecht quam, soo stichte hij daer een Kerdk van Canoniken." Zoo is dan volgens de overlevering het „Woud zon der Genade", het vrijwel ondoordringbaar bosch, dat zich ten zuiden van Leiden uitstrekte, en dat den hei denen, die zich aan de kerstening wilden onttrekken, telkens en telkens weer een schuilplaats bood, als door een wonder Gods neergeveld. Dat werkelijk dergelijke catastrophale gebeurtenissen het aanzien van het land veranderd hebben, wordt bevestigd door hetgeen Halma in zijn „Tooneel der Vereenigde Nederlanden" meedeelt over de zware boomstammen, welke in zijn tijd en thans somtijds nog in het veen of op den bodem der droogmake rijen gevonden worden„dat men in deze Neder landen veele ter neerleggende Boomen in de Veen gronden vindt, is een genoeg bekende zaak. Doch zeer aanmerkens- en verwonderingswaardig is 't, dat men in dit Amstellandt noch hedendaags ontdekt, dat om trent 60 roeden (240 meter?) van Amsterdam af tot voorbij Ouderkerk, zich, na vijf of zes voeten gra- vens, in 't Veen een Onderaardtsch Bosch van Boomen vertoont: De grootste, dikste en sterkste Stammen leggen alle naar 't Zuidwesten om verre geslagen; maar de kleine en dunstammige staan nog recht over eindtAan zommige takken hangen Nooten en andere Vruchten, gansch gaaf en in zijn geheel: Naar 20

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 18