als gedurende langen tijd de dorpswegen in de moe rassige Hollandsche veengebieden werden gemaakt. Waarschijnlijk heeft Drusus dit geweldige werk niet kunnen voltooien, want Tacitus schrijft: „Paulinus Pompejus en Lucius Vetus stonden in dien tijd aan het hoofd van het leger. Om de soldaten niet langer werkeloos te doen blijven, heeft gene den wal, waaraan Drusus 63 jaar geleden begonnen was, laten voltooien." Ook heeft Drusus één of meer grachten aangelegd. Vroeger nam men aan, dat hij slechts één gracht ge graven had, en dat dit de verbinding van den Rijn met den IJsel geweest zou zijn, waardoor de eerste zijn overschot aan water kon loozen, en de Betuwe minder door overstroomingen te lijden kreeg. Holwerda is echter van meening, dat de Drususgracht was een ver binding van den Rijn met de Utrechtsche Vecht en de kanalisatie van dit riviertje, waardoor de legerplaats Vechten tot vlootbasis kon worden. Hettema kwam, door nauwkeurige studie van de Romeinsche geschied schrijvers, tot de overtuiging, dat Drusus enkele, waarschijnlijk twee, grachten had laten graven, en, de opvatting van Holwerda verwerpende, wijst hij als deze aan de verbinding van Rijn en IJsel èn de Rijn wetering langs den dijk in de Linge. Deze wetering zou dan de scheepvaartweg naar den Krommen Rijn ge weest zijn. Er is dus, zooals uit het bovenstaande blijkt, nog geen eenheid in opvatting betreffende de ligging van de Drususgrachten. We weten echter, dat de heerweg omstreeks het jaar 52 door Paul. Pompejus werd voltooid, en dat de weteringen aan beide zijden van den dijk waarschijnlijk tegelijkertijd met het op werpen daarvan gegraven moeten zijn. Uit het graven van een verbinding tusschen de monden van de Maas en den Rijn kunnen wij opmaken, dat de scheepvaart weg langs Vechten al in 47 n. Chr. in gebruik was, terwijl de Rijnwetering niet was voltooid. De opvat- 16

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1947 | | pagina 14