Bij Paul Utenwael zien wij, dat reeds een gedeelte op twee schuiten, zgn. „brugschepen", gelegd is (1598). Maar de nieuwe brug van 1635, de beroemde „Pons Campensis", op de achterzijde van den stadsplattegrond van Joan Blaeu (1648) afgebeeld, bevatte vlak bij de stad een doorvaart, die 16,90 M. breed was. Uw schoone brug omtrent mijn woning, Geenszins ontbloot van sierlijkheên, Betreden van der Britten Koning, Telt vijf maal acht- en vijftig treên. Wat puik gezigt wordt hier genoten, Weerzijds naar Zee- en IJsselnat! Vermaak voor burgerliên en grooten, Bij in- en uitheemsch hooggeschat. En keert men landewaarts zijn oogen, Zelfs d'Amstelaar blijft opgetogen. (Jan Norel, „De IJsselstroom", 1686) Honderd vijftig jaar later moest deze „schoone brug", na een ontzaglijke waterstuwing en ijsgang (3 en 4 Maart 1784), die ook overal elders onge kende verwoestingen aanrichtte, wederom geheel vernieuwd worden. Het was van het grootste belang voor Kampen, dat zijn stadsfinanciën door die tel kens terugkeerende zware onkostenrekeningen deerlijk uit het evenwicht geslagen zag, dat deze herbouw nu zoo goed en degelijk zou geschieden, dat in vele jaren de brugkosten tot een minimum zouden zijn teruggebracht. Een commissie werd benoemd, een leening gesloten en in April 1786 werden de eerste palen ingeheid. Deze verbouwing, die eigenlijk een geheel nieuwe brug beteekende, waarbij de „staanders" in driehoekvorm werden verwijderd, de lengte der jukken op tweemaal de brugbreedte gebracht en de draagbalken versterkt 39

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 45