De plaats der drie hoofdmonumenten, de Bovenkerk in het zuiden, de Nieuwe Toren in het midden en de Buitenkerk in het noorden en de drie poorten aan het einde van belangrijke dwarsstraten, is ook wel uiterst gelukkig, daar hierdoor ieder stads deel door een dergelijk bouwwerk beheerscht wordt. Juist waar, als wij zagen, het karakter van de binnenstad, door geen latere uitbreidingen gedu rende de laatste driehonderd jaar, hetzelfde is ge bleven, is deze harmonische bouworde een bijzon derheid van Kampen, die behalve een verkwikkende rust, ook telkens weer een stedebouwkundige ver rassing geeft. Mochten wij in het bovenstaande reeds met een enkel woord mededeelen, dat de naam Kampen waarschijnlijk zijn ontstaan te danken heeft aari onverdeelde markegronden, „Campis" (eigenlijk „in de Kampen") genaamd, waar zich in de 12de eeuw kooplieden vestigden, zoo willen wij in dit verband nog wijzen op een bijzonderheid in deze stad, die den oplettenden bezoeker zeker zal opvallen. Hoe verbaasd immers moet hij zijn, wanneer hij onver wacht uit een huisdeur in één der achterstraten, een paard of enkele koeien ziet komen, of uit een hooiwagen de geheele lading door een dakvenster naar binnen ziet stouwen. Het zijn de zgn. „koe- boerbedrijven", waarvan zich nog verscheidene achter de gewone huisgevels in de stad bevinden, doch wier aantal wel minder wordt, dank zij het streven van het stadsbestuur, om deze bedrijven naar buiten te verplaatsen. Het zijn de overblijf selen van een bewoning, waarbij de weilanden tot iri de stad doorliepen en zich hierop veehoudersbe drijfjes ontwikkelden, die in den loop der jaren binnen de ommuring der stad kwamen te liggen en tot op heden hier gebleven zijn. Zoo valt ons bij dezen laatsten rondblik door het 117

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 141