2de helft der 17de eeuw zijn hoogsten bloei be
reikte, zakte Zieriksee deerlijk af. Meer en meer
moest de stad zich terugtrekken op haar taak als
marktplaats en bestuurscentrum van het eiland,
waarover zij op grond van tal van privileges re
geerde als een ietwat bazige koningin. Alleen in
de stad mocht laken worden geweven en geverfd.
Daar moest alle koren ter markt worden gebracht
en alle meekrap gekeurd, daar zetelden het wa
terschapsbestuur en de hoogste rechterlijke col
leges. En zij alleen vertegenwoordigde de belan
gen van het eiland in de Zeeuwsche Statenverga
dering.
Dit hoofdstuk is afgesloten door de Fransche
overheersching. Visscherij en scheepvaart gingen
teniet. Alle pogingen in de 19de eeuw om deze
bedrijven nieuw leven in te blazen faalden. Thans
varen de visschers niet meer op de Noord- en Oost
zee en tot bij IJsland om haring en kabeljauw,
maar blijven dichter bij huis om mosselen, kreef
ten, garnalen e.d. te verzamelen. De eigenlijke
zeevaart is voorgoed voorbij. De privileges zijn
afgeschaft als overblijfselen uit de duistere Mid
deleeuwen. De regentenheerschappij werd gebro
ken. Voor de patricische geslachten had het geen
zin meer om te blijven wonen in het afgelegen en
steeds stiller wordende stadje, waar voorheen de
ambten voor hen gereserveerd lagen, en zij ver
trokken de een na de ander en ze namen hun
mooie meubels en verzamelingen mee. Slechts
enkele hoogere ambtenaren en rentenierende boe-
18