85
vormzijde wordt behandeld, vormt de imposante brug de
hoofdschotel.
Zoo wordt in „Die Brücke" van Paul Zücker (1921) de
Hollandsche wulf brug zeer in het voorbijgaan genoemd;
de houten wipbrug in het geheel niet. Onder de 183 af
beeldingen is er geen enkele van Holland. Zücker leidt
de bruggen aan deze zijde der Alpen: in Holland, België,
evenzoo in bepaalde steden van Duitschland en Frankrijk,
af van het Venetiaansche type. Volgens hem onderschei
den zich deze noordelijke bruggen door de groote tusschen-
ruimte tusschen den bovenkant van den boog en het zijvlak,
welke laatste ook zelden een zoo sterke buiging vertoont
als in Italië. Dit gaat voor onze brug niet op. Juist het
weinige „vleesch" is karakteristiek. Ook het volgende toont
geen kennis van onze bruggen: „Die zeitliche Entwicklung
„führt auch hier fast immer zu eine starkeren Streckung
„des Bogens, so das die zahlreichen Barockbrücken Am
sterdams, Brügges, Edams und anderer hier nicht im ein-
„zelnen auszuführender Stadte eine ellipsformige Ausbil-
„dung der Durchlafsöffnungen zeigen."
En dan nog dit: „Von künstlerischen Gesichtspunkten aus-
„gehender Betrachtung kann natürlich auf die beweglicher
„hölzernen Aufziehbrücken nicht eingegangen werden. Im
„Ruhezustand werden diese letzteren sich nicht von den
„anderen von uns behandelten Brückenform unterschei-
„den, und in der aufgezogenen Lage kommen sie asthe
nisch natürlich nicht in Betracht."
Dit alles is bezijden de waarheid.
Wij zijn gelukkig met onze eenvoudige bruggen; zij weer
spiegelen onzen aard en passen in onze sfeer. Alles, wat
opsmuk is, is ze vreemd, zou ze hun waarde ontnemen.
Laat dit ook voor de hedendaagsche bruggen-bouwers de
leiddraad blijven.
Ik begon de beschouwing der Amsterdamsche brug bij het
stadsbeeld. Geeft echter de brug met haar kaden en huizen
een volmaakt beeld? Neen, dat ervaren wij bij het beschou
wen van een ander stadsgezicht: in Leeuwarden. (Afb.