met sprongen naar boven, de hoogte volgt schoorvoetend,
een vierkanten, zelfs een liggenden rechthoekvorm ont
staat. Hier ligt de kern van het vraagstuk: een architecto
nisch bevredigende oplossing voor den vorm der hamei te
vinden, een vraagstuk, dat uiterst moeilijk is op te lossen.
Kan technisch de breedte, betrekkelijk gesproken op iedere
maat worden gebracht, met de hoogte is dit niet het geval.
Deze hangt samen met de lengte en zwaarte der klap.
Hierbij treedt het parallelogram van krachten bepalend
op. Bovendien heeft het te hoog plaatsen der balans geen
zin.
Sedert 1902 wordt in Amsterdam een oplossing toegepast
ter vermijding van den gedrukten indruk, n.m.1. de vol
gende: de hameistijlen worden als twee zelfstandige onder-
deelen opgevat en hooger dan de balans opgetrokken;
geen balk verbindt hen, de balans ligt niet op het juk, doch
draait tusschen de twee vrijstaande stijlen. Ter plaatse der
draaipunten wordt de balans versterkt door een ligger.
Wij wezen er reeds op, dat bij andere bruggen in den lande
het niet bij dien eenen ligger blijft, maar dat meerdere
liggers en windverbanden de balans geheel en al haar ka
rakter van lichtheid ontnemen. Dit teveel aan ijzer werkt
zeer onrustig op het uiterlijk der brug, vooral waar de
balansarmen door haar groote constructiehoogte toch al
een zwaren indruk maken. In 1915 schreef wijlen Ir A. W.
C. Dwars in het „Technisch Gemeenteblad" een uitstekend
artikel over de ijzeren ophaalbrug. Terecht wijst hij op het
euvel van het te log worden der balans tegenover de hamei.
De oorzaak ligt in het uitsluitend zich richten op een mini
mum materiaalgebruik, waarmede toch een constructie van
voldoende sterkte en stijfheid kan worden bereikt. Zoo
doende worden de balansarmen meestal te hoog. Komen
daar nog de vele verstijvingen bij, dan wordt de zware
indruk daardoor gewekt, bij sommige bruggen tot een
angstwekkende verschijning, vooral als de balans daar
enboven om een enkele as draait, welke zichtbaar door
haar heen loopt.
70