DE KLEUR DER BRUGGEN Aan zijn oppervlak openbaart zich door kleur het karak ter van het materiaal. De Grieken begrepen dit wezen der kleur goed. Hun bena ming voor „oppervlak" en „kleur" is hetzelfde: „chroia". Zij danken dit aan Pythagoras. De Latijnen hebben dit goede inzicht al verloren; bij hen vinden wij voor elk een naam. Zoo bleef het, totdat Goethe in zijn heerlijk, doch te weinig gekend werk: „die Farben- lehre" er weer de aandacht op vestigt. Verven tast het kaïakter van het materiaal aan; de verf- huid is nooit zoo mooi als de natuurlijke kleur van het ma teriaal. Het verven is daarentegen op zijn plaats, indien het mate riaal van mindere hoedanigheid is, en dus aan bederf on derhevig. Materialen als: platina, goud, zilver, brons, koper, tin, lood, roestvrij staal, ook de edele houtsoorten als: palis sander, mahonie, noten, eiken e.a. vertoonen hun adel door er niets aan te doen, behalve dan door hen glans te geven. Naast de mindere hoedanigheid van sommig materiaal staat een ander gebrek: het roesten, dat zelfs waardevolle metalen aankleeft. B.v. blank ijzer heeft een fraaie kleur, maar onmiddellijk wordt het aangevreten door de zuurstof en gaat roesten. Om dit tegen te gaan moet een behande ling worden toegepast. Kleine stukken handsmeedwerk kunnen gloeiend in olie worden gedompeld. Bij construc- tiedeelen is dit niet mogelijk; er moet weer naar het middel: verven worden gegrepen. Zelfs bij staal is dit noodig. Om dit niet behoeven te doen, heeft men gezocht en gevonden: roestvrij staal en ook nikkeistaai. Vele ge bruiksvoorwerpen worden tegenwoordig hiervan gemaakt voor constructies, zeker groote, als bruggen, is het te duur. Brugconstructies, hetzij van ijzer of staal en ook de hou ten zijn moeilijk tegen atmospherische invloeden te be- 146

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 165