ligt echter in de sfeer, die ons tot schilder, niet tot beeld houwer maakt. Gij zult wijzen op onze Oud-Hollandsche schepen rijk met beeldhouwwerk gesierd, op de kostelijke friezen aan onze Renaissancegevels, de krachtige siering "onzer deftige Pa triciërshuizen uit de 18de eeuw. Dit echter is geen vrije beeldhouwkunst, doch meer ambachtelijke kunst. Daarom droegen hun makers den naam van beeldsnijders. Te verwachten zou zijn, dat eertijds deze beeldsnijders hun krachten evenzeer aan bruggen zouden hebben gegeven, doch niets daarvan. Dit is te begrijpen, want de goede sie ring kan niet Worden aangeplakt, zij moet logisch uit den architectonischen vorm opbloeien. De vorm der baksteenen wulfbrug voortvloeiende uit de kaden is te rationeel; de sluitsteen in den natuursteenen boog zou de eenige in aanmerking komende plaats zijn, doch zou in verband met de steensnede te veel de aandacht vragen, Voor beelden op de brug was geen plaats; de eenvoudige ijzeren leuning liet dat niet toe. De Middeleeuwsche brug gen met hun dichte leuningen boden daartoe wel gelegen heid. De Heilige Christophoros en de Heilige Nepomuk, de Heilige der visschers, ontmoeten wij veel in andere lan den, waar dit type van brug nog bestaat. In ons land heeft de Reformatie hen allen laten verdwij nen. Alles wat wij nog aan ouden rijkdom in onze steden hebben, dateert uit het eind der 16de eeuw en begin der 17de eeuw, toen wij het tijdperk van vrede ingingen. In dit tijdperk heerschte het Calvinisme, waaruit zeker niet de drijfveer tot het scheppen van beelden voortkwam. De 19de eeuw had geen begrip van beeldhouwwerk, in het geheel niet van de beeldsnijderskunst der vorige eeuwen. De vrije plastiek werd zelfs schaarsch beoefend. Pas heel aan het eind dezer eeuw kwam het begrip van bouwbeeld- houwwerk weer zuiver op en kreeg aan gebouwen kans zich te oefenen. Na het bereiken van een zekere mate van kunnen, werd zij geroepen tot de siering der brug. Amsterdam is hierin 143

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 160