landhoofd. Dit vloeit voort uit de smalte van water en van
kade, waardoor de op- en afrit der brug wordt bemoei
lijkt. Om dit op te lossen is de haaksche hoek, welke het
korte walhoofd met de kade maakt, overspannen door een
boogvormige, in rechte lijn loopende overmetseling. Dit
geeft een pittige schaduw onder den boog. Bij een zoo wijd
mogelijke doorvaart geeft de langgerekte schuine lijn een
beteren oprit.
Het is aardig op al die onderlinge afwijkingen bij steenen
wulfbruggen te letten. Eén van type zijn het geen schabio
nen. Zich aanpassend aan de plaatselijke omstandigheden
vond de ambachtsman steeds logische en daardoor natuur
lijke oplossingen. Zij sproten niet voort uit het ontwerpen
op het teekenbord of uit geschabloneerde wetenschap.
Die afwijkingen zullen wij hoofdzakelijk vinden aan het
landhoofd, de architectuur der brug het meest bepalende
onderdeel, feitelijk het hoofddeel, en aan den lijnvorm van
het verwulfsel.
Daar, waar een binnengracht uitloopt op wat eertijds ves
tinggracht was, nu veelal Singel heet, vinden wij nog in
enkele steden, o.a. Leiden en Alkmaar, een bijzonderen
vorm van brug, die, daar zij afgesloten kan worden, „sluis"
heette, doch die eigenlijk een waterpoort is. Zoo heet zoo'n
brug in het Bolwerk te Alkmaar „de Baansluis". Zij lag
eertijds in den vestingmuur; de neergang liep over de
waterpoort heen, zoodat aan weerszijden van de brug hoo-
ge trappen waren aangebracht. De vestingmuur is gesloopt,
doch de sluis met trappen is behouden. Staande aan de
overzijde der Oude Gracht ontrolt zich voor ons oog nog
een goed stadsgezicht. „Goed", ja maar niet volmaakt.
Wij zien een complex van drie bruggen: de mooie monu
mentale houten wipbrug, de van w'ulfbrug tot ijzeren wulf-
brug vermaakte, en op den achtergrond als afsluiting van
het aardige Baangrachtje de Baansluis. Wat de volmaakt
heid schaadt is de verminking van het baksteenen wulf
brugje tot ijzeren balkbrugje. Hier demonstreert zich de
zotheid: het laatste deel der houten wipbrug is met bak-
115'