vorm der eerste en den gebroken vorm der laatste. Het
eenige wulfbrugje in 's Gravenhage over den „Uitleg"
heeft hetzelfde model.
Ik zeg: die er nog zijn. Het oude Leiden telde 145 brug
gen, 41 houten en 104 steenen. Van de houten is geen een
meer over; van de steenen slechts enkele. Ook hier kun
nen wij in de vorige eeuw aangebrachte z.g. verbeteringen
in gegoten ijzer bewonderen.
Aan het eind van het Rapenburg ligt de „Nieuwsteeg-
brug".
In 1864 werd het noodig geacht deze mooie wulfbrug te
moderniseeren, natuurlijk weer door gegoten ijzeren boog-
stukken. Is de brug er sterker door geworden? In geenen
deele! Zij is alleen bedorven.
Even erg is het geval een eindje verder op het Rapenburg.
Daar loopt de „Vliet" een historisch waterer in uit.
Op de kruising ligt „St. Jeroensbrug", eertijds een zich
fraai hoog welvende steenen brug, door wier boog men
een schilderachtigen kijk op het grachtje had. Deze brug
werd tot balkbrug gemaakt, doch op halfslachtige manier,
want slechts de kruin van het gewelf boven de doorvaart-
opening werd vervangen door ijzeren balken. Dat is ge
daan om de balken zoo kort mogelijk te kunnen nemen.
De hoog opglooiende opritten zijn echter blijven bestaan.
Als om werkelijk dringende redenen de oude wulfbrug
moet verdwijnen, dan is het gerechtvaardigd de geheele
brug af te breken en te trachten een goed ontworpen
hedendaagsche brug te bouwen. Om zuinigheidsredenen
ons op te schepen met een belachelijke verminking is on
toelaatbaar, adviseerende controle noodzakelijk, zooals
deze reeds bestaat in de door Gemeentebesturen ingestelde
z.g. Schoonheids-Commissies, verder de goed werk ver
richtende „Advies-Commissie voor het maken van Uitbrei
dingsplannen". Amsterdam heeft dit reeds jaren geleden
gevoeld. De Dienst der Publieke Werken heeft zich een
aesthetisch adviseur geassumeerd. „Een in architectuur
bekwaam adviseur" is een betere naam.
Doch laat ons de „St. Jeroensbrug" den rug toekeeren en
110