„sterk verwulfsel en maekt nu een groot, schoon pleyn
„voor de Kerkstooren. Hier is 't altijdt vol paarden en sle-
„den om tot dienst der kooplieden gereet te zijn", schrijft
Fokkens.
Had Amsterdam in het begin meer houten bruggen, dan
steenen bruggen (zie blz. 95), zoo waren in de 18de eeuw
de getallen ongeveer gelijk, want houten werden ver
bouwd tot steenen. Ook werden nieuwe houten bijgemaakt.
Niet al die bruggen werden wipbruggen; vaste bruggen
bouwde men eveneens. Het waren balkbruggen, opgelegd
op steenen landhoofden en houten jukken als midden
pijlers, waarvan de balken veelal flauw gebogen en met
lood gedekt waren. Vele bruggen hadden ook houten land
hoofden, d.w.z. houten jukken geplaatst tegen den steenen
walmuur; doch zij zijn in den loop van de tweede helft
der 19de eeuw op enkele uitzonderingen na verbouwd,
nebben steenen landhoofden gekregen en de houten bal
ken zijn vervangen door getrokken ijzeren balken. In de
vroegere buitengemeenten, nu domein van Amsterdam,
kunnen wij die oude houten bruggen en bruggetjes nog
zien. In „het Bosch" zijn in de laatste 10 jaren heel wat
houten bruggen bijgebouwd, ook vinden wij hen in de
nieuwe wijken als tijdelijke. Zij hebben een eigen karak
ter. Verderop, bij het bespreken der nieuwe bruggen, kom
ik daarop terug.
De overige steenen bruggen bespreek ik niet. Terecht zegt
Wagenaar: „De andere voorname steenen bruggen der Stad
„zijn te veel in getal, om van ieder derzelven, afzonderlijk,
„te handelen. Aan en onder sommigen, gelijk aan de groote
„steenen brug bij de Nieuwe Kerk en elders, in de oude stad,
„zijn ruime kelders of kluizen gebouwd. Anderen, gelijk
„de overwelfde doorvaart tusschen den Achterburgwal en
„Singel zijn met hooge huizen bezet. Onder de hoekbogen
„of gaten van vele bouten en steenen bruggen, zijn ook,
„inzonderheid in de minst aanzienlijke gedeelten der Stad
„tot geryf der kleine gemeente, houten secreeten gemaakt,
„die alomme, in twee byzondere vertrekken, voor mans- en
99