B,hrTTÏY¥WYTl Er is nog een andere factor, die het gewelfd- of niet ge welfd-zijn eener brug bepaalt, n.m.1. hoe de vorm van haar doorvaartopeningen is. De beide afbeeldingen die van een Romeinsche en die van een Chineesche brug maken dit duidelijk. (Fig. 14). De Romein moest vlug bouwen. Werden de boogopeningen even groot en even hoog, dan had hij slechts één formeel noodig voor het slaan der bogen. Hij paste dus het eenvoudigste rhythme toe: 1, 1, 1, De Chinees paste hetzelfde rhythme toe voor de Kom*i njaha brugIaj Chincejebc bruS Fig. 14 boogafstanden, doch alle openingen maakte hij achter eenvolgens iets hooger; de kruinen kwamen dus in een flauwe boog te liggen, waardoor de brug een lichte wel ving kreeg. Die gelijke boogopeningen harmonieeren niet met de hooger wordende en daarna weer afnemende bogen. Hoe juist gevoeld is dit in het Amsterdamsche brugont werp. (Afb. 50). Een fijn rhythme bepaalt de breedte der brugopeningenklein, groot, klein, duidelijk uitdrukkend de functie der boogopeningende middelste als doorvaart, de linksche en rechtsche voor het doorstroomen van het wa ter. Over ongelijke breedten en dus hoogten van bogen, ont bloeit vanzelf de welving. Het is deze welving, die het gevoel voor de schoone lijn zoo eenvoudig tot uitdrukking brengt; zij verheft zich uit het vlakke, zij symboliseert de golving, die de uitdrukking is van de zich voortplantende energie, van het leven zelf. Laat ik er hier met nadruk op 96

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 107